WAKAR CARTEL
Het vuur van de Meester
is gedoofd
met een wortel por ik
in de smeulende as
Ik loos mijn water
op de resten van mijn vijanden;
Aalschuim der Kodinezen
In de opstijgende damp
waan ik me tussen
kameraden van
weleer
In het halfdonker
hurk ik
vals grommend
tussen de honden
terwijl zij graven naar botten
maak ik mij tersluiks
Meester
van een wortel
Normaal ben ik onzeker
ter been
slap als een Orakelsnoer
wuivend als het riet
in de wind van de Meester
beneveld, maar
nooit of te nimmer
ontworteld
Waar is de Meester?
Ik herinner me
zijn zoete geur
Hij was de stam
ik de wortel
nu gedoemd om te rotten
in de aarde
Waar is mijn geheugen?
De zoete geur is vervlogen